narcose

 

In de wachtkamer van de polikliniek was het warm en druk. Mijn aanwezigheid had te maken met een liesbreuk. Een voorgesprek met de chirurg was de eerste stap. Naast me zat een zwaarlijvige man, die regelmatig met een zakdoek het zweet van zijn voorhoofd wiste. “Waar komt ú voor?” vroeg hij wijdbeens zittend op het puntje van de stoel. “Een liesbreuk”, zei ik. “Wat mankeert u?” “Ik laat een maagband plaatsen. Moet wel, anders gaat het mis, zegt de dokter. Ik eet te veel. Maar ja, wat doe je als je een grote maag hebt? Ik heb voortdurend honger. En daar word ik chagrijnig van. Dat zegt mijn vrouw tenminste.”

De man haalde een reep chocola uit zijn binnenzak en vroeg of ik misschien ook een stukje wilde. Ik bedankte en begon doelloos te bladeren in een tijdschrift. “Liesbreuk,” zei hij hoofdschuddend. “Heb ik ook gehad. Was geen leuke ervaring. Toen ik op de operatietafel lag vroeg de chirurg welke kant het was. Links of rechts. Niet te geloven, toch …!” Ik knikte en sloot me aan bij zijn verklaring. 

Een paar weken later was het zover. Eigenlijk was ik best nieuwsgierig hoe de ingreep zou verlopen. Met name de narcose leek me een spannend moment. Had ik nog niet eerder meegemaakt en vroeg me af hoe het zou voelen. Misschien kwam ik helemaal niet meer bij en zou ik in het register worden opgenomen als een geval met onverwachte complicaties. Ik schudde de gedachte van me af en ging zo ontspannen mogelijk op de tafel liggen. Terwijl twee in het groen geklede vrouwen begonnen met het verrichten van handelingen, wisselden ze ervaringen uit over vakanties. Uit hun relaas maakte ik op dat hun huwelijken daar geen positieve impulsen hadden ondergaan.

“Bent u al eens eerder onder narcose geweest?” vroeg de dunste van de twee. Ik zei dat het voor mij een nieuwe ervaring was en me afvroeg of het zou lukken mij in slaap te brengen. Terwijl de verpleegkundigen mijn onderlijf bedrijfsklaar maakten, kreeg ik de verzekering dat ik me daar geen zorgen over hoefde te maken. “Als het moet, krijgen we zelfs een paard plat,” zei de dikkere opgewekt. De chirurg bestudeerde de statuskaart. “Welke kant was het ook alweer, de liesbreuk? Links of rechts?” Aanvankelijk dacht ik dat hij een grapje maakte. Maar toen ik zei ‘links én rechts’, pakte hij opnieuw de kaart.   “Links,” mompelde hij. “Dat dacht ik al.” Uit zijn gezichtsuitdrukking maakte ik op dat mijn opmerking niet werd gewaardeerd. De gevoelens waren wederzijds. 

Toen een van de dames een naald in mijn hand stak, zei ze dat ik maar lekker moest gaan dromen. “Ga ik doen,” kon ik nog net zeggen voordat ik wegzakte in een zwart gat. Na het ontwaken was mijn eerste handeling een onderzoek van het plaats delict. Gelukkig! De chirurg had de goeie kant te pakken gehad. Alleen jammer dat ik geen chocola had om de smaak van de narcose uit mijn mond te verdrijven.