dagboek examinator 

 

Werkdag

 

'Is dat niet eentonig, iedere dag rijexamens afnemen?' De opmerking kwam van een spontane, jonge vrouw, die in de eerste minuten van de rit geen sterke indruk maakte.

'Ach, dat valt wel mee. Je komt met veel mensen in aanraking en in het verkeer gebeuren altijd onverwachte dingen. Het is best afwisselend werk.' Dezelfde vraag was mij al duizend keer eerder gesteld.

Op een voorrangskruispunt zag ze een bromfiets aan de late kant. Door snel te remmen wist ze de zaak nog te redden.

'Dat was bijna een fout van vijf punten,' zei ze giechelend. 'Hoeveel levert een hollende voetganger op? Die zijn moeilijk te raken, hoor!'

Met twaalf streepjes op het uitslagformulier kreeg ze voldoende huiswerk mee tot het volgende examen. Ze was de tiende en laatste kandidaat van die dag. Bij het invullen van mijn dagrapport maakte ik de balans op. Tijdens het eerste examen barstte een meisje tijdens het straatje keren spontaan in huilen uit. Toen ik vroeg wat er aan de hand was, zei ze: 'Nu ben ik gezakt omdat de motor is afgeslagen.'

In een paar woorden legde ik uit dat zo’n incidentje weinig invloed had op de uitslag van het examen. Zonder bedenkingen overhandigde ik haar na afloop het rijvaardigheidsbewijs en incasseerde twee dikke zoenen. De tweede dame had haar handtas op de achterbank gezet. Tijdens het nemen van een bocht viel de tas op de vloer. Het dopje van een flesje parfum zat kennelijk niet goed vast, want binnen no time rook het interieur als een boudoir. Met het raam op een kier en de blower op standje vijf reden we door een regenachtige stad. De derde klant was een oudere man die al diverse keren examen had gedaan. Terwijl ik zijn theoriecertificaat controleerde vroeg hij of ik naar een bepaalde stadswijk wilde rijden. 'Ik ben daar goed bekend,' lichtte hij toe. Waarom ook niet, dacht ik klantvriendelijk. De route die ik reeds in gedachten had liep er gedeeltelijk doorheen. Op een druk kruispunt liep de zaak uit de hand. 'Shit … de vorige keer ging het hier ook al mis,' hoorde ik in mijn linkeroor.

Tijdens het vierde examen remde de kandidaat voor een geel verkeerslicht waar we beter door hadden kunnen rijden. De vrachtauto achter ons moest vol in de remmen en stopte op een handbreedte van onze bumper. ‘Zuivelproducten’, las ik in de binnenspiegel. Ik hoopte dat zijn lading uit kaas bestond en niet uit eieren. Nummer vijf was een ambtenaar die tijdens het rijden niet wilde praten. Ik koos een passende route en genoot van de stilte. Met een voldoende en een hoofdknik namen we afscheid.

'Kunt u voor mij een route kiezen zonder kuilen?' vroeg de vrouw die als zesde aan mijn tafeltje plaatsnam. 'Ik ben net geopereerd en de hechtingen zitten er nog in. Wilt u ze zien?' Ik sloeg het aanbod af en beloofde mijn best te doen.

De zevende kandidaat schatte ik op honderdtwintig kilo. De zwaargewicht maakte een gespannen indruk en luisterde met een bezweet gezicht naar mijn inleidend gesprek. Tijdens de rit was de spanning te ruiken. Na afloop kreeg ik een vochtige hand. 'Ik heb al drie dagen diaree van de zenuwen,' bekende de man. Terwijl hij zich schommelend van mijn tafeltje verwijderde, liep ik naar het toilet waar ik voor de zoveelste keer die dag mijn handen waste. Nummer acht was een jongeman die rechts instapte en snel ontdekte dat dáár geen stuur zat. Toen ik aan de negende kandidaat vroeg of hij de achterruitverwarming wilde aanzetten, keek hij mij verbaasd aan. 'Heeft u het koud? Ik zweet me rot!' De lachebek met de opmerking over de hollende voetganger maakte de dag vol en met een handtekening sloot ik mijn dagrapport af. 'Nog wat bijzonders meegemaakt?' vroeg mijn vrouw toen ik thuiskwam. 'Nee hoor, een gewone werkdag,' antwoordde ik. 'Is er vanavond nog wat leuks op de televisie?'

 

 

Kort van stof

 

Vrijdagmiddag drie uur. Het weekend staat voor de deur. Aan de koffietafel is het feest. Een artikel in de krant over het CBR wordt luidruchtig becommentarieerd. Een collega vertelt een sappig verhaal over een merkwaardige ingreep. Iemand stoot het melkkannetje om.

Mijn laatste kandidaat van de week maakt een stille indruk. Pogingen om hem aan tafel iets te laten zeggen, leveren weinig op. 'Ja … nee … dat klopt …' Onderweg nog maar eens proberen, besluit ik.

De eerste minuten van het examen verlopen stroefjes. De lesauto heeft een felle koppeling en de richtingaanwijzer springt steeds terug. Ik beschouw het als details, maar aan de reacties van de kandidaat merk ik dat hij zich zorgen  maakt. Om rust te creëren, besluit ik een praatje te maken.

'Snipperdag moeten nemen?'

'Ja,' is het antwoord.

'Kun je makkelijk vrij nemen?'

'Ja.'

Ik probeer het met een open vraag: 'Wat doe je voor werk?'

'Bloemen.'

'Verkoop?'

'Nee, kwekerij.'

'Rozen?'

'Chrysanten.'

'Leuk werk?'

'Gaat wel.'

'Al met vakantie geweest?'

'Een weekje.'

'Buitenland?'

'Nunspeet.'

Ondertussen bespeur ik dat de kandidaat wat makkelijker is gaan zitten. Geen witte knokkels meer op het stuur; ademhaling onder controle. De koppeling reageert minder nerveus en tijdens het voorsorteren wordt de richtingaanwijzer vastgehouden. Ik doe mijn best het gesprek gaande te houden.

'Vind je autorijden leuk?'

'Gaat wel.' 

'Wat doe je nog meer graag?'

'TV-kijken.'

'Wat voor programma’s?'

'Politie.'

'Ah, Derrick en Columbo, daar kijk ik ook graag naar.'

'Ik niet.'

'Waarom niet?'

'Te weinig actie.'

De rit eindigt met een voldoende.

'Gefeliciteerd, je bent geslaagd,' zeg ik opgewekt. Ik bespeur geen reactie. 'Het rijden ging goed,' benadruk ik. Je kunt het rijbewijs aanvragen.'

Bij het afscheid krijg ik zwijgend een hand. Drie meter van mijn tafel draait hij zich om. 'Bedankt, je praat tenminste als een normaal mens. Geen slap geklets.'

Net als Columbo steek ik mijn arm omhoog en zeg: 'Graag gedaan.' Onderweg naar huis luister ik naar de autoradio. Een spraakwaterval kondigt het einde der tijden aan. Ik draai de knop om en rijd neuriënd naar de stamppot zuurkool met worst.

 

 

Doorverbonden

 

Als rijexaminator ontkom je er niet aan af en toe betrokken te raken bij een aanrijding. Doorgaans zijn het kleine schades. Een buitenspiegel omdat er te krap wordt gepasseerd of een tikje tegen de achterbumper. Een aanrijding tijdens een examen betekent wel altijd schrijven en soms bellen. Waartoe dat kan leiden? Onderstaande notitie uit mijn dagboek spreekt voor zich.

Eigenlijk ging het helemaal niet zo hard. Alleen door de massa van de twaalf ton zware vrachtwagen kwam de lantaarnpaal scheef te staan. Het gebeurde in een straat waar doorgaans voldoende ruimte is om te keren. Die dag stond het echter vol met geparkeerde auto's. Ik wees nadrukkelijk op de obstakels en ging achter het voertuig staan. Aanvankelijk ging het goed, maar op het laatste moment stuurde de kandidaat de verkeerde kant op. Ondanks mijn gebaren en een doordringend fluitje bleef de vrachtauto langzaam doorrijden richting paal. Zoals ik al zei, het was maar een klein tikje.

Na het examen pak ik de telefoon. 'Met de politie,' zegt een stem. 'Ik wil een aanrijding melden,' antwoord ik. 'Dat kan. Wat is er gebeurd?' In telegramstijl leg ik de zaak uit. 'Moment, ik verbind u door.' Terwijl ik op mijn horloge kijk zegt een andere stem: 'Met Jansma, wat kan ik voor u doen?' Weer steek ik mijn verhaal af. 'Dat moet u melden bij het Gemeentelijk Energiebedrijf. Die gaan over het licht.'

Ik blader door het telefoonboek en kies een nummer. 'Energiebedrijf, momentje alstublieft.' De stem klinkt jong, passend bij een kort truitje en strakke spijkerbroek. Ondertussen word ik belaagd met een muziekje. Na enige tijd zegt het korte truitje op zangerige toon: 'Bedankt voor het wachten. Waarmee kan ik u helpen?'

Ik vertel nogmaals wat er misgegaan is met de paal. 'Ogenblikje, ik verbind u door.' Opnieuw word ik gedwongen te luisteren naar muzikaal behang.

'Met de openbare straatverlichting,' bromt een stem die het gebruik van zware shag doet vermoeden. 'Dat hoort niet bij ons, meneer. Wij komen alleen als het licht stuk is. Brandt de lamp nog?'

'Dan moet ik vanavond even gaan kijken,' antwoord ik korzelig.

De stem vraagt mij een ogenblik geduld te hebben, omdat dit een zaak is voor 'Openbare Werken'. Ditmaal word ik snel doorverbonden. Wat gehaast leg ik de zaak nog een keer uit en maak met mijn hand een twee-minuten-gebaar naar de instructeur die met de volgende kandidaat al klaar staat. Ik word wéér doorverbonden! 'Verkeerszuilen.' De stem klinkt vermoeid. 'Er staat een lantaarnpaal scheef,' zeg ik. 'Het is gebeurd tijdens een rijexamen.'

'Staat ie erg scheef, die paal?'

'Nee, zo'n graad of tien schat ik.'

'Nou, dan laten we 'm mooi zo staan. Over drie maanden wordt die straat opengebroken voor een nieuwe riolering. Als ik nu kom betekent dat twee uur arbeidsloon plus voorrijkosten en een halve kuub zand. Dat gaat zo'n kleine driehonderd euro kosten. Da's zonde van het geld.'

Voor de zekerheid vraag ik nog even naar zijn naam. 'Voor het geval ik een omgereden verkeerszuiltje zie liggen', verduidelijk ik.

 

 

Luistervink

 

Terwijl ik mijn volgnummer bij de afdeling fijne vleeswaren goed in de gaten hield, schoot ik kriskras door de supermarkt en vulde in recordtijd mijn wagentje. Zo, nu alleen nog het broodbeleg en dan naar huis. De jongeman achter de snijmachine nieste en was te laat met zijn zakdoek. Hij veegde zijn hand af aan zijn jasschort en drukte daarna op het knopje van de teller. Ham, lever en ossenworst las ik op mijn lijstje.

Voor mij stonden twee dames. De een klein en kamerbreed, terwijl de ander dun was en een bouwvallige indruk maakte.

'Hoe is het gisteren gegaan met je rijexamen? vroeg de dikke. Natuurlijk gezakt, reageerde de dunne. 'En voor de vierde keer! Ik had weer die nare vent waar nooit iemand bij slaagt. Hij zat voortdurend te kuchen en te kreunen, maar deed de hele rit verder geen mond open.' 'Misschien was hij gewoon verkouden of had hij last van zijn maag,' zei het dikkerdje sussend. 'Het zijn tenslotte ook maar gewone mensen.'

De dunne maakte een piepgeluidje en schudde haar hoofd. 'Gewone mensen? Sadisten zijn het! Ik moest een bocht achteruit rijden en natuurlijk op een hoek met een lantaarnpaal!'

'Ja, maar die staan toch op bijna iedere hoek,' murmelde de kleine voorzichtig. Het leek mij een reëel mens. 'Ik weet anders genoeg hoeken waar ze niet staan,' reageerde de dunne bits. De jongeman achter de toonbak stak een vinger in zijn neus en dirigeerde deze in een soort routinegebaar naar zijn mond. 'Wie mag ik helpen?' vroeg hij opgewekt. 'Een half ons rookvlees,' zei de dunne. 'En zonder kartonnetje!'

Ze priemde met een benig vingertje in de borst van de gevulde vrouw. 'Hij ging expres ergens heen waar ik nog nooit was geweest,' zei ze verongelijkt.

'Ja, maar als jij je rijbewijs hebt dan kom je toch ook op plaatsen waar je nog nooit eerder bent geweest,' zei het dikkerdje nuchter.

'Da’s niet waar!' snauwde de magere. 'Ik heb het rijbewijs alleen maar nodig om boodschappen te doen.' De jongeman krabde stevig op zijn hoofd en vroeg: 'Anders nog iets, mevrouw?' 'Een ons zure zult en niet van die dikke plakken,' klonk het snibbig. 'Eerst vond hij dat het allemaal te langzaam ging, dus gaf ik wat meer gas en ging zestig rijden. En opeens trapte hij vlak voor een kruispunt op de rem, zonder waarschuwing!'

'Ja, maar je kunt toch niet met zo’n snelheid een kruising oversteken,' zei het dikkertje. Ik begon een beetje van die vrouw te houden.

'Ach mens, wat weet jij nou van autorijden,' reageerde de dunne kwaad. Ze draaide zich bruusk om en hobbelde met haar boodschappenwagentje over mijn tenen.

'En meneer, wat zal het zijn?' vroeg de jongeman met de energie van een aankomend bedrijfsleider.

'Heeft u ook verpakte vleeswaren,' vroeg ik onnozel.

'Die liggen in het koelvak achter u, meneer.'

'Stom van me,' zei ik. 'Dat had ik kunnen weten.'